Isaiah 2

Er zijn zestig koninginnen en tachtig bijvrouwen. Bovendien zijn er talloze jonge meisjes aan het hof.
1Maar mijn allerliefste is uniek. Zij is volmaakt en prachtig om te zien. Zij is haar moeders enige dochter. Die is dan ook heel gelukkig met haar. Jonge meisjes benijden haar, koninginnen en bijvrouwen spreken vriendelijk en waarderend over haar.
2‘Wie is zij toch?’ vragen zij zich af. ‘Zij heeft de schoonheid van een nieuwe morgen, de zuiverheid van de lichtende maan en straalt als het zonlicht zelf. Er gaat kracht en sterkte van haar uit.’
3Ik ging naar de notengaard en keek uit over de bloesems in het dal, ik keek of de druivenstruik al uitliep en of de granaatappelbomen groeiden.

Ik ben helemaal van slag, op een wagen van de koning werd ik meegenomen.


4 Dans, meisje uit Sulem! Dans heen en weer, zodat wij u goed kunnen bekijken!

Waarom wilt u naar dat meisje uit Sulem kijken alsof zij een parade loopt?

5 6Och, prinses, wat loop je sierlijk! De welvingen van je lichaam lijken door een meesterbeeldhouwer ontworpen.
7Je navel lijkt op een sierlijke kelk, waar een heerlijke wijn in hoort. Je buik lijkt op een schoof tarwe, versierd met lelies.
8Je borsten zijn zo mooi als twee jongen van de gazellen.
9Je hals rijst als een ivoren toren op en je ogen lijken op de diepglanzende vijvers van Chesbon die bij de poort Bat-Rabbim liggen. Je neus is zo fraai als de toren van de Libanon die over de stad Damascus uitziet.
10Je hoofd steekt fier omhoog als de berg Karmel en je haar glanst koperrood. De koning kijkt er geboeid naar.
11Wat is de liefde heerlijk! Heerlijker dan alle andere dingen waarnaar men kan verlangen.
12Je slanke lichaam lijkt op een dadelpalm waaraan de borsten als dadeltrossen bloeien.
13Ik zei dat ik die palmboom wilde beklimmen en de trossen ervan plukken wilde. Je borsten lijken op rijpe druiventrossen. De geur van je adem doet mij denken aan de geur van appels.

14 Je gehemelte is heerlijker dan de beste wijn…
…laat die wijn naar mijn liefste toevloeien, zodat hij hem slapend kan drinken.

15Ik behoor toe aan mijn liefste, ik verlang naar hem.
16Kom, mijn liefste, laten wij samen het veld ingaan en overnachten in een van de dorpen.
17Of laten wij heel vroeg de wijngaard ingaan en kijken of de wijnstokken al uitlopen, of de knoppen al openspringen en de granaatappelbomen al bloeien. Daar zal ik mij aan je geven.

18 Ik ruik de geur van de liefdesappels en overal groeien de heerlijkste vruchten. Mijn liefste, ik heb ze voor jou bewaard.

20 21Ach, was je maar een broer van mij, gezoogd door dezelfde moeder als ik. Als ik je dan buiten ontmoette, kon ik je zomaar kussen. Niemand zou dat vreemd vinden.
22Dan kon ik je gewoon naar mijn moeders huis brengen, naar het huis van haar die mij alles leerde. Ik zou je heerlijke wijn aanbieden, jonge wijn van mijn granaatappels.
Copyright information for NldHTB